Op tafel ligt een metalen ding. Klein, stevig en opvallend zwaar voor z’n maat. Aan de zijkant zit een hendel die je kunt ronddraaien, en bovenop een sleuf met een opening die doet denken aan een sleutel of antiek gereedschap. Je ziet dat het gebruikt is: krasjes, doffe plekken, een doorleefd stukje metaal.

Als je er met een moderne blik naar kijkt, oogt het als iets uit een gereedschapskist. Iets voor de fiets misschien? Een onderdeel van een oude machine? Of gewoon een raadselachtig stukje schroot uit opa’s schuur?
Maar wie wat meer jaren meeneemt, ziet het in één oogopslag. Niet uit boeken, maar uit het echte leven.
het antwoord:
Je kijkt naar een blikopener, speciaal voor kleine vlees-, vis- en worstblikken. Uit de tijd dat blikjes nog geen treklip hadden en een maaltijd uit blik heel normaal was – soms zelfs een beetje luxe. Deze opener had een draaihendel met een ovale sleuf. Je haakte het lipje van het blik daarin vast en begon te draaien. Niet één keer, maar rondje na rondje, tot het metaal bezweek en het deksel zich, net als bij een sardineblikje, keurig oprolde.
Voor veel mensen is dit pure nostalgie. Denk aan oma’s voorraadkast vol conserven. Aan zaterdagen met ‘rundvleessalade’ of ‘leverpastei’ die zo uit het blik op tafel kwam. Aan zomerkampen waar de leiding met zo’n opener grote blikken worst openmaakte voor de lunch.
Tegenwoordig kom je zulke apparaten bijna niet meer tegen. Alles is kant-en-klaar, met een treklip te openen of simpelweg thuisbezorgd. Toch laat dit voorwerp een andere tijd zien – van geduld, eenvoud en een keuken waarin elke handeling nog even aandacht kreeg.



