Er is een periode geweest waarin bijna ieder meisje in Nederland na de lagere school richting de huishoudschool trok. Geen algebra of wereldgeschiedenis, maar vooral taarten bakken, knopen vastzetten, tafels dekken en het huishouden tot in de kleinste details op orde houden. Voor sommigen voelt dat warm en vertrouwd, anderen moeten glimlachen of kunnen amper geloven dat het ooit zo ging.
Een gebouw vol meiden en de lucht van zeep en suddervlees
Aan het eind van de negentiende eeuw doken de huishoudscholen op, in een tijd waarin het ideaalbeeld van de vrouw draaide om netheid, zorg en toewijding aan het gezin. De eerste officiële huishoudschool opende in 1888 in Amsterdam. Niet veel later volgden er meer, in vrijwel elke stad en elk dorp.
Wie er vroeger rondliep, ziet het zo weer voor zich: lange hallen, witte schorten, pruttelende pannen en het ratelen van naaimachines. Het rook er naar schoonmaakspul, zeep en sudderpotten. De lessen waren streng, maar vooral praktisch – want een goede huisvrouw moest overal toe in staat zijn.
Wat je er allemaal leerde
De vakken weken flink af van een gewone middelbare school. Je kreeg bijvoorbeeld:
Koken en bakken – van piepers gaar koken tot room tot stijve pieken kloppen
Huishoudkunde – ramen zemen, vloeren schrobben en beddengoed strijken
Textielverzorging – kleding naaien, stoppen en repareren
Omgangsvormen – netjes lopen, verzorgd spreken en gasten ontvangen
Kinderzorg en opvoeding – want als aanstaande moeder moest je weten hoe je met baby’s omgaat
Sommige scholen hadden zelfs kleine oefenkeukens of nepwinkeltjes waar je leerde boodschappen doen. Alles draaide om discipline en precisie: het huishouden gold als een vak dat je moest onder de knie hebben als een ambacht.

Je toekomst als huisvrouw
Het doel was helder: meisjes klaarstomen voor het leven als partner en moeder. Wie de opleiding afrondde, kreeg vaak een certificaat waarmee je kon aantonen dat je “geschikt” was om een huishouden te runnen.
Voor meiden uit arbeidersgezinnen bood de huishoudschool ook kansen op werk – als dienstmeisje, kinderjuf of kokkin bij een welgestelde familie. Anderen belandden later in grootkeukens of ziekenhuizen.
Streng, maar leerzaam
Docenten traden meestal streng op. Fouten werden niet snel door de vingers gezien. Een scheve zoom of een aangekoekte pan betekende een lage beoordeling. Toch denken veel oud-leerlingen met een glimlach terug. Ze leerden er niet alleen koken of wassen, maar ook netheid, verantwoordelijkheid en zelfstandigheid.
“Wat je deed, moest gewoon in één keer goed,” vertelde een oud-leerlinge ooit in een interview. “En eerlijk is eerlijk: wat ik daar leerde, gebruik ik nog dagelijks.”
De tijd veranderde mee
Vanaf de jaren zestig ging alles op de schop. Meisjes kregen meer kansen om door te leren, te werken en hun eigen pad te kiezen. De rol van vrouwen verschoof, en het onderwijs bewoog mee.
De huishoudschool kreeg nieuwe namen: LBO, later VMBO. Koken en naaien bleven nog even, maar de focus verschoof naar zorg, welzijn en dienstverlening. Het idee dat een vrouw alleen huisvrouw hoefde te zijn, verdween langzaam uit de klaslokalen.
Een snufje nostalgie
Toch staat de huishoudschool voor velen symbool voor een andere tijd – eenvoudiger, overzichtelijker en soms ook knusser. Er was trots op een strak opgemaakt bed, glanzend servies of een cake die perfect gerezen was.
En toegegeven: veel van die vaardigheden zouden nu nog steeds goed van pas komen. Wie wil er niet weten hoe je een hardnekkige vlek echt verwijdert, een knoop rotsvast aanzet of een maaltijd kookt zonder pakjes en zakjes?
Verdwenen, maar niet vergeten
De huishoudschool bestaat niet meer zoals vroeger, maar haar invloed is nog altijd voelbaar. In de keukens van opa’s en oma’s, in vergeelde receptenboekjes en in de discipline waarmee velen nog steeds poetsen of koken.



